"Mam?"  
"Jahaa..."
"Het lijkt net of die bergtop een vrouwengezicht heeft." Tirza staat aan de rand van het meer en staart naar de bergtop.
"Ja, dat klopt.' zegt Tirz' moeder. Dat is inderdaad haar gezicht en ze bekijkt ons al eeuwen vanaf daarboven."
"Waarom dan?" "Nou," zegt Tirza's moeder. "gedurende ons hele leven maken we soms fouten of doen we iets wat niet altijd goed is. Niet alleen voor onszelf, maar ook niet voor anderen of voor de natuur. Met alledrie zouden we zo liefdevol en zorgzaam mogelijk om moeten gaan. Helaas lukt niet altijd. Ze ziet dat alles gewoon aan en helpt ons alleen wanneer we daarom vragen."
"Maar hoe moet je haar dan om hulp vragen?" vraagt Tirza.
"Nou, je hoeft alleen maar 'n vraag te stellen en dan goed luisteren. Ik heb het al eens gewoon op 'n blaadje geschreven en dan afwachten." 
Mag ik haar van alles vragen of alleen pas wanneer het ècht belangrijk is?

"Nee, hoor! Je kunt haar alles vragen. Het maakt niet uit wat."

"Mam," vraagt Tirza licht ongerust, " ziet ze echt alles?"  Ineens beseft ze dat zij vanaf daarboven écht alles kan zien!
"Ja," antwoordt ze glimlachend, want ze heeft haar dochter wel door. "Maar maak je niet druk. Ze is er om te ondersteunen, ze oordeelt niet en daarbij... je bent niet de enige."
Tirza kijkt nog eventjes naar de bergtop, wandelt terug naar huis, maar is diep in gedachten.

Best raar. Zo'n 'iemand' die alleen maar toekijkt om te kunnen helpen, bedenkt ze zich, maar toch wel fijn dat ze er is en dat ook wil doen. 

 

Tirza woont samen met haar moeder in een dorpje aan een groot meer. Ze wonen in een grote, holle appelboom en helemaal bovenin, nét onder de bladeren, heeft Tirza haar slaapkamer. Het kamertje is niet zo groot. Alles past er net in, maar wat het wél heeft is een ontzettend mooi uitzicht over het meer. Op onbewolkte dagen kan ze zelfs de stad achter het kasteel zien.  Naast Tirz' kamertje zit een ruimte waar haar moeder de verse kruiden droogt en wat spulletjes bewaart. Tussen die twee kamertje zit een overloopje met ladder naar de tweede verdieping. Rechts zit de deur naar haar moeder's slaapkamer en links is een woonkamer met twee bankjes, 'n hoekboekenkast en 'n groot raam dat (net als Tirz' raam) uitkijkt over het meer.  's Avonds en als het ècht slecht weer is zitten Tirza en haar moeder vaak hier. De grootste trap van de boom loopt langs de binnenkant van de bast naar de benedenverdieping en komt uit in hun keuken. Onder de trap is er een plekje waar je je jas kunt hangen en haar moeder dumpt daar de bezem.

In het voorste gedeelte van de benedenverdieping  zit hun kruidenwinkel. Er staan aardig wat kasten met nog veel meer potten! ier worden alle kruiden, bloempjes, zaden, blaadjes en ander grut in bewaart. Zo zijn er bijvoorbeeld kruiden voor als je ziek bent, kruiden om mee te koken, maar ook kruiden om mee te verven of gewoon voor de geur.  Bovenop het dressoor staat de koperen bascule (een soort weegschaal). Tirz' moeder heeft hem zo opgepoetst dat hij bijna licht uitstraalt. Volgens Tirz is hij zich wel degelijk bewust van zijn belangrijke taak en ziet hem dan ook als 'n gewichtig persoon. 

Ondanks dat Tirz erg veel van de natuur houdt, heeft ze er niet zoveel verstand van als haar moeder. Die weet precies welk kruid waarvoor kan worden gebruikt. Altijd speurt ze de omgeving af naar waardevolle planten. Daar gaat ze zo in op dat - als Tirz in het water zou vallen -  het alleen wordt opgemerkt als er 'n zeldzame waterlelie naast drijft. Tirz krijgt al slechte zin als ze eraan terugdenkt. 

Er schijnt  - volgens Tirz' moeder dan -  een indianenregel te zijn over het nemen uit de natuur. Daar houdt ze zich strikt aan en neemt ook nooit meer dan 'n kwart mee naar huis. Wat ze heeft droogt ze zorgvuldig, verwerkt daarna tot iets anders of stopt het zo in de pot. Wanneer de mensen iets nodig hebben, komen ze het in de kruidenwinkel halen. Als het niet lukt, omdat ze zich echt niet lekker voelen of slecht ter been, dan brengt ze het zelf of stuurt ze Tirz. 

 

Behalve Tirza's moeder hebben ook veel andere mensen in het dorpje een winkeltje. "Is toch perfect?" zei haar moeder toen ze vroeg waarom niet iedereen gewoon zelfvoorziend kon zijn. "Zoveel ruimte heb ik helemaal niet en iedereen is goed in iets!  Dus....in het dorp zit ook nog een potten- en glazenmaker, een molenaar, een olieslager, een papierschepper, de visser met zijn roeibootje, een  timmerman die ook houthakker is. (De jongste kinderen vinden dat gemeen en noemen hem de 'bomenslager'. Tirz hoorde ze toevallig praten toen ze 'n keer achter hen liep en kon ze niet eens ongelijk geven.) Verder woont er een mevrouw die kleding en kammen maakt en de vader van Tirza´s beste vriend Tom, is drankenmaker. Alleen de jager heeft niet echt ´n winkel; hij brengt zijn vangst meestal gewoon naar de dorpen. Men weet niet waar en òf hij wel ergens woont. Zo ineens komt hij uit het bos en verdwijnt er ook weer.  


Het dorpje waar Tirza in woont is niet het enige dorp rondom het meer. Aan de overkant van de brug ligt 'n dorpje met mooie huisjes. Er ligt nog 'n dorpje hoog in de bergen en helemaal aan de andere kant van het meer ligt de stad. Tirza is hier nog nooit geweest, maar zou het wel graag willen. Om daar te komen moet je èrg ver lopen of ....met het bootje van de visser, maar die vraagt toch echt geld voor de overtocht. "Ik ga dat hele stuk niet voor niks roeien!", had hij gezegd. Tirza was toen maar weer weggegaan.