EDIT.

Havermaand. Het dorp heeft ‘n groot herfstevenement georganiseerd. Dit evenement houden ze vaker  begin van oktober, want zijn bijna alle de oogsten binnen en het meeste is wel verwerkt. Wat de bewoners zelf nodig hebben om de winter door te komen wordt bewaard, maar wat ze over hebben gaat naar de kraampjes. Van heinde en verre komen er lutins om hun wintervoorraad aan te vullen. Dit jaar wordt er gefluisterd dat zelfs de koning komt. Dat is best bijzonder, want meestal worden alle voorraden gewoon in het kasteel geleverd. Onder de lutins werd dan ook flink gespeculeerd, waarom dat zo was. en hoewel ze zich verreerd voelden, gaf het toch flink extra spanning want het dorp moest er nu éxtra mooi uitzien 

 

Behalve gewoon de gebruikelijke voorbereidingen, werd er nu gepoetst en geboend als nooit tevoren. Verborgen poetstalenten kwamen boven en vooral de vrouwen gingen als maniakken aan de slag.  Huisjes, tuintjes, de kinderen...alles werd onder handen genomen en zelfs de grote trap werd grondig gesccrobt.  Helemaal goed, maar toen sommigen de wilde "not amused"  bosdieren begonnen te wassen  greep de vader van Tom in en schreeuwde dat ze ‘effe normaal’ moesten doen. Inderdaad, misshien waren ze een beetje dorgeslagen en geukkig  kwamen ze een voor een weer bij zinnen . Een iemand was daar overduidelijk minder blij mee; de moeder van Nescio. Hoe harder er gepoetst moet wrde, hoe meer ze in haar nopjes is. Haar huis is het schoonst van het hele dorp en is daar ook erg trots op. Dat mag, maar het is wel gemeen dat ze hierdoor neerbuigend naar de iets minder harde poetsers is. Ze had net de ladder en haar roze doekje gepakt om hun  boomblaajes af te stoffen. Zwaar gepikeerd door het ruw verstoren van haar poetsplannen keek ze hem woedend aan. Helaas maakte dat op toms vader totaal geen indruk, dus zette ze de spullen met een lang gezicht terug. Nee, mevrouw Goudsblom's gezicht sprak boekdelen; ze mogen dan wel naaste buren zijn.... vrienden zouden ze na vandaag niet meer worden. 

 

Op de middag voor het evenement zelf werden er tussen de bomen nog enorme slingers ophangen en rondom het kampvuur de lange tafels geplaatst, die de timmerman speciaal voor het feest had gemaakt. Zo'n 200 opgehangen lantaarntjes moesten gaan zorgen voor de avondverlichting. 

En zo was de afgelopen week dus iedereen druk in de weer om alles zo mooi mogelijk te maken. Ook de pottenbakker en de smid waren al ’n poosje met iets geheimzinnigs bezig; ze werken wel vaker samen, maar de laatste tijd waren ze dag en nacht bij elkaar en niemand mocht ook maar in de buurt! van hun huizen komen. Vanuit het huis van de smid hoorden ze af en toe een keiharde knal. Verontrust, maar vooral nieuwsgierig probeerden ze naar binnen te gluren. Helaas.... alles zat potdicht.

 

Na een hele week helpen en om even de drukte ontsnappen zijn Joris, Tom, Tirza en Nescio ertussenuit geknepen en naar de waterval gegaan. Nou ja, waterval. Ze zijn bij de plek waar hij eigenlijk had moeten zijn.

 

Dat komt omdat het meer veer minder diep is dan je zou denken en het schip van de koning heeft een behoorlijke diepgang. Dat is het gedeelte van het schip dat onder water zit.  Die diepgang zal alleen maar meer worden als het gevuld is met voorraad. Dus om te voorkomen dat het vastloopt, hebben de lutins een poos geleden een dam tegen de brug gebouwd. Door de contante wateraanvoer vanuit de bergen, maar geen afvoer via de waterval stijgt geleidelijk het waterniveau van het meer en kan het schip probleemloos terug varen. 

Nescio is trouwens de oudste zoon van de timmerman en zijn vrouw. Hij heeft blond haar en is iets ouder. Tirz vindt hem soms echt irritant. Stiekem denkt ze dat zijn gedrag door zijn moeder komt. Alles in hun huis is roze , ondanks dat er 3 mannen wonen. Misschien dit Nescio daarom zo overdreven macho doet. Nina Goudsblom is ook berucht om haar poetsziekte en soms vragen ze zich af wat ze nu eigenlijk probeert weg te poetsen.  Joris is de oudste zoon van de groenteboer , een stuk kalmer dan Nes en ook pas een nieuw zusje gekregen. Eerst moest hij eventje wennen, maar door haar iedere keer de fles te moeten geven wanneer zijn ouders aan het werk waren, is er een sterke band ontstaan. Een poosje geleden zat hij helemaal onder klodders.  "Wat is er dan met jou gebeurd?" had Tom gevraagd. Hij begon te glimlachen en zei; Ja, Luna krijgt nu ook gewoon eten."   Hij zal het niet toegeven, maar Joris is dolblij met zijn zusje. 

 

Het is prachtig weer, de zon schijnt en ze hebben zich prinsheerlijk op de drooggevallen stenen van de rivierbedding genesteld. Het is zelfs nog zo warm dat Tom heeft zelfs zijn schoenen uitgetrokken en zijn dikke voeten in het koele water heeft gedaan. Tirz laat haar schoentjes maar aan. Haar voetjes willen soms wel wat stinken en ze weet niet of vissen kunnen ruiken, maar voor de zekerheid doet ze het maar niet. 

‘Moet je zien’, zegt hij ineens en hij wijst naar een donkere plek in de wand.

De anderen kijken omhoog en inderdaad; ze zien het ook! Nu het immense watergordijn is weggevallen, is er een holte zichtbaar. Het lijkt er veel op het begin van een diepe grot en zo ook een ingang  naar een geheel onbekende wereld.  ‘Zullen we er heen gaan? vraagt Joris en zijn ogen twinkelen van avontuur.  ‘Ja, maar hoe wil je er komen dan?’ vraagt Tom “ Vanaf de rotsen is het zeker 10 lutins hoog en die zijn ook nog eens spekglad!’ Met z’n vieren proberen ze een manier te bedenken om er te komen, maar zijn al snel door hun mogelijkheden heen. Zelfs de langste trap van het dorp is veel te kort. Als ze die überhaupt al mogen lenen, want het alleen al  ‘om de trap vragen’ is niet makkelijk. Het levert sowieso lastige vragen op en het zou ook niet lang duren voordat hun ouders worden ingelicht. Ongetwijfeld hadden ze direct een hele preek met woorden als 'gevaarlijk', 'ongeluk' en zelfs 'dood' om de oren gekregen. Diep van binnen weten ze al dat ze nooit toestemming krijgen om erin te klimmen.  Teleurgesteld kijken ze naar de grot. Ze waren er echt graag heengegaan. Die grot was de perfecte geheime plek geweest, waar ze lekker konden chillen en van niemand last hadden. Niet van ouders, niet van andere bemoeials  en zeker niet van – hoe fijn was dat nu geweest -  evenementenstress. De zin om bij het water te spelen is over. Het enige waar ze nog aan kunnen denken, is het bereiken van ‘hun’ geheime plek.

 

‘Zouden jullie niet eens komen helpen in plaats van hier ‘n beetje rondhangen!’

Ze schrikken zich rot! Bovenaan de rand staat opeens de moeder van Joris en ze kijkt met een erg kwaad gezicht naar Joris! Ze heeft haar handen in de zij en tikt met haar voet zo hard op de grond dat de wormen van schrik omhoog schieten. 

 ‘Ja, ik kom al’, reageert Joris snel. Hij schaamt zich dood. Als eerst omdat ze hem voor schut zet door zo over de rand te schreeuwen en hij baalt ook omdat hij nu weg moet en niet meer kan helpen om een plan te bedenken. Daarnaast had ze, als ze de holte in de wand had gezien en hun plan om ernaartoe te gaan, hen allemaal bij het water weggejaagd.  Schuldbewust en vol schaamte buigt hij zijn hoofd, ontwijkt hun blikken en klimt zo snel mogelijk de trap op. Hoe eerder ze weg is, hoe beter. Tom,  Nescio en Tirza kijken elkaar aan en denken hetzelfde; laten we maar gaan. Zodadelijk staan ook hun ouders over de rand blèren. Bovengekomen nemen ze afscheid, tenminste… voor nu en lopen ze richting huis. ‘Ga je vanavond ook naar het openingsfeest?’ roept Tom na. ‘Ja, tuurlijk!’ zegt Tirza. Ze trekt ‘n wenkbrauw op door Tom’s overbodige vraag. Iedereen is vanavond op het feest.

Wanneer ze appelboom binnenloopt, weet ze even niet wat ze ziet. Het lijkt wel of er een bom is ontploft! Haar moeder heeft de hele winkel overhoop gehaald en het dressoor is een grote chaos. Het kelderdeur staat wagenwijd open en in de hele winkel hangt een erg scherpe bloemengeur. Lekker, maar wel ‘n beetje té.

‘Wil jij de kruiden afwegen en in zakjes doen?’, vraagt Tirz’ moeder terwijl ze langs Tirz opvliegt. Tirz opent haar mond om te vragen hoeveel er moet, maar moeders is al doorgevlogen naar keuken. ‘20 wichtjes!’ roept ze achteraan en vliegt ze door naar ‘plek onbekend’.

Tirz loopt naar het dressoor. Ondanks rommel maken, kun je ook zien dat ze hard heeft gewerkt. Het kleine stukje werkblad dat nog zichtbaar is, glimt zo hard, dat Tirz zichzelf er bijna in kan zien en de koperen bascule heeft op - een of andere manier - een andere kleur heeft gekregen. Voor haar staan wel 25 potten met kruiden, iedere inhoud verschillend in vorm en kleur. Het ziet er eigenlijk best mooi uit. Tirz pakt de pot met blauwe bloemblaadjes en tilt de deksel eraf. Met een schepje dat naast haar ligt, haalt ze er wat blaadjes uit en laat ze in het bakje van de rechterarm vallen. ‘Oja, eerst het wichtje’, herinnert ze zich. Met beide handen trekt de bovenste la open. In de bovenste la bewaren ze de spulletjes die ze het vaakst nodig hebben. Helemaal rechts in de la staat een kistje van donkerbruin hout. In het bakje daarnaast een schaar, schepjes, ganzenveren, nietjes en een nietjestang. Tirz pakt het kistje, de nietjes en de tang, gaat iets steviger staan en duwt de la met haar buik weer dicht. Ze wipt het slotje open en klapt de deksel open. Tussen de fluwelen bekleding zitten wel 10 cilindervormige voorwerpjes van glanzend metaal. Allemaal een andere afmeting en met verschillende getallen er ingekrast. Tirz haalt het wichtje waar ‘20’ op staat eruit en zet het op de linkerarm van de bascule.

Onmiddellijk zwiept de arm met een noodgang naar links en belandt met een vrij harde knal op de werkblad. Tirz schrikt zich rot en haar hartslag schiet omhoog! In een reflex grijpt ze de andere arm en duwt hem naar beneden. Vlug schept ze zoveel mogelijk blaadjes in het bakje en alsof er niks aan de hand was, brengt de bascule zichzelf in balans en deint hij rustig heen en weer, alsof hij zichzelf in slaap probeert te wiegen. Voor de zekerheid kijkt ze of er niks beschadigd is, maar zowel de bascule als het werkblad zijn prima in orde. Pfoe, opluchting! Na nog een paar kleine aanpassingen brengt de bascule de bloemblaadjes precies op 20 wichtjes. Geleerd van zonet houdt ze de arm nu wél tegen vóórdat ze het wichtje eraf haalt.

Tirz pakt een zakje en kijkt naar de schep. ‘Deze is veel te groot.’ Opnieuw duikt ze de la in. Het is eventjes zoeken,; haar moeder nog wel eens dingen niet op de plek terugleggen, maar ze heeft het gevonden en haalt er een kleiner schepje tussenuit.  

Het bakje met de kleine blauwe bloemblaadjes heeft rustig op haar gewacht en met liefde schept ze hen in het kleine zakje. Als alle bloempjes weer samen zijn, vouwt ze het dicht, prikt er een nietje door en knijpt het dicht. Mooi! Nu…pot nr. 2. ‘n Tijdje later heeft ze de hele krat vol.

‘Mam…ik zet de krat alvast buiten!’  roept ze in het wilde weg. Dat moet ook wel, want er is verder niemand in de buurt. Met de krat in haar handen loopt ze naar buiten en zet hem onder het kraampje. In de verte ziet ze Tom met rood hoofd de grote biervaten van zijn vader naar binnen rollen. Ook de andere kinderen zijn hun ouders aan het helpen en zijn er overduidelijk niet blij mee. In plaats van te gaan huilen of mokken zoals ze normaal zouden doen, maar bedenken zich toch maar. Sommige ouders hebben op dit moment een erg kort lontje, dus iedereen houdt wijselijk in en doet maar gewoon wat er wordt gezegd.  

Tirz loopt weer naar binnen en is nu toch benieuwd waarom er zo’n sterke lucht in de winkel hangt. Ze vermoedt dat haar moeder een fles heeft laten vallen. Als dat zo is, kan ze beter geen brandende lantaarn meenemen en ze daalt de keldertrap af.  Het is pikdonker. Het buitenluik zit dicht en ze begint voetje voor voetje aan haar tocht. Onderweg raakt ze wat glasscherven aan. De kleintjes rinkelen, maar de grote schrapen ’n eindje over de vloer als ze hen met haar voeten voor zich uitschuift. Behoedzaam loopt ze door. De scherpe lucht prikt in haar neus en ze begint hoofdpijn te krijgen.  Dan merkt ze dat ze bij de buitenrand is gekomen en ze strekt haar arm. Yes, ze voelt het luik! Haar vingers glijden over de planken op zoek naar het beslag.  Gevonden!  Snel wipt ze de hendel omhoog en duwt ze tegen het luik. De luikendeuren klappen open en laten zich buiten tegen de boomstam vallen. Een vlaag van frisse lucht stroomt de kelder binnen met direct daarachter het vrolijke, warme gezicht van een oktoberdag. Oh, fijn’ denkt Tirz . Nu de kelder verlicht is, draait ze haar hoofd om te zien waar ze doorheen heeft moeten lopen en ze ziet de ravage. Overal ligt glas en het lijkt wel er twintig flessen zijn gesneuveld. Ze krijgt medelijden met haar moeder. Tirz weet hoeveel tijd het kost om alleen al een zo’n fles geurwater te maken en nu liggen ze daar …gebroken op de grond. Ze besluit het op te ruimen  voordat haar moeder de kelder in komt.

Vlug loopt ze naar boven en door naar de keuken, want onder de trap in het hoekje naast de kapstok staat de bezem. Als ze terugloopt pakt ze een vel papier uit de tweede lade van het dressoor en scheurt het doormidden. Met de bezem onder de arm en het papier in de andere hand daalt ze de keldertrap af. Ze zet de krat  bij de glasscherven neer en legt er een velletje papier in. Mooi, denkt ze, nu vallen ze in ieder geval niet meteen weer uit. Terwijl ze het glas bij elkaar veegt, ziet ze dat er eigenlijk maar 3 flessen zijn gesneuveld. Dat ziet ze niet alleen aan de  scherven op de grond, maar ook door de drie lege plekken op de stelling. “Nou, dat valt dan nog mee!” denkt ze.  Voorzichtig haalt ze eerst de grote scherven er tussennuit en doet ze in de krat. Opnieuw veegt ze alles op een hoopje en scheurt ook het andere stuk papier doormidden.  Met het ene deel duwt ze de kleinere scherfjes glas op het andere deel en laat ook deze in de krat vallen. De resterende splinters zwiept ze voor het gemak even onder de trap. Tirz is tevreden; de kelder is schoon, veilig genoeg voor haar moeder en het ruikt er héérlijk.

Tirz’ moeder is net terug van weggeweest en om wat extra eer te behalen, vraagt ze: “zal ik het geurwater ook in kleinere flesjes gieten? “Nee, laat maar’ zegt haar moeder met een beteuterd gezicht,  “Ik heb wat laten vallen en ik moet het eerst opruimen. Blijf maar boven. “

‘Ik heb ze al opgeruimd en het waren er maar 3!”  Tirz moeder kijkt haar dochter aan. Haar gezicht verandert in een brede glimlach en haar ogen stralen van trots. “Oh, wat ben je lief!” En geeft haar en kus en een dikke knuffel. Tirz’ moeder is best sterk, want Tirz krijgt bijna geen lucht. Opeens duwt ze Tirz – zonder los te laten-  wat van haar af en kijkt ze haar dochter onderzoekend aan. “Ga jij maar eventjes liggen, “ glimlacht ze.  Ze ziet dat die  alcohol haar dochter’s geest heeft beneveld. “De flesjes doe ik wel even .”

 

Als Tirz en poosje later weer wakker is en naar buiten loopt, ziet ze dat het inmiddels ook al schemer is geworden, de lantaarns van het dorp zijn aangestoken, en de lange tafels zijn gedekt.

De man die in het hoogste gedeelte van de berkenboom woont en een soort van vriend van Tom’s vader is, heeft samen met zijn twee zoons het kampvuur aangestoken. Het was de bedoeling een rookloos vuur te hebben voordat het feest echt begon, maar helaas waaide de rook precies naar de plek waar de muzikanten zich hadden geïnstalleerd en uitgerekend de zanger kreeg een flinke hap rook binnen.  “Dan had je de klep maar dicht moeten houden” , sneerde hij. Hij ergerde zich toch al ’n poosje aan de zanger, die zich constant met de werkwijze van de mannen bemoeide en met een air van een beroemde rockster op het terrein liep te paraderen, zijn lange zwarte haar liet hij dansen in de wind en had ook een veel te strakke broek aan. De meningen willen nog wel eens verschillen, maar hier waren de mannelijke dorpelingen het wél unaniem over eens. Diep beledigd en flink chagrijnig droop hij af en ging bij de andere muzikanten op een stoel zitten en zei geen woord meer. Alleen nog tegen de kleermaakster om te vragen of ze een ander pak voor hem had, want de zijne rook ‘n beetje naar rook en waar hij zijn haar even snel kon wassen. De vrouwen vonden het geweldig zo’n verzorgde, knappe man, maar bij de mannen bleef hij zover mogelijk uit de buurt.

 

“Mam! Ze gaan beginnen!” roept Tirz opgelaten en al rennend naar haar moeder. “Ja, ja, ja, ik kom eraan.” Iedereen is aan de tafels rond het kampvuur gaan zitten en de zanger opent met een welkomstwoord en dan opeens een gigantische knal!  Hoog in de lucht hangt ineens een enorm gevaarte dat het hele dorp, het meer én de wijde omgeving verlicht. Net wanneer de mensen “Ohh” roepen , spat het gevaarte uiteen en dalen er met een noodgang er wel een miljoen felgekleurde ‘vallende sterretjes’ neer over het dorp. De kleinere kinderen beginnen te huilen en duiken instinctief naar de grond om niet levend te verbranden En dan opeens nog een knal en iedere keer als het meer zijn originele kleur weer terug denkt te krijgen, volgt er een nieuwe knal. Weer licht het meer weer op in een totaal andere kleur met weer een miljoen aan ‘vallende sterren’. De kleine lutin-kinderen krijgen haast teveel door dit ‘geweld’ en de ouders doen hun uiterste best om ze in het gareel te houden. Normaal zouden ze zo naar bed gaan, maar dat gaat vandaag niet lukken. Sommige ouders zitten aan de tafels met getraumatiseerde en doodvermoeide kinderen op schoot, die  -ondanks de slaap- weigeren om een oog dicht te doen uit angst voor wat er nog komen gaat.

De muzikanten zetten aan en de muziek begint te spelen. De stem van de zanger, de muziek en het vuurwerk maken de opening van het evenement bijna magisch.

het vuurwerk heeft ook de omgving wakker geschud en er meren steeds meer bootjes aan en het begint steeds drukker te worden. Overl lopen mensen rond, wordt er gehandeld, gegeten en vooral veel gedronken. De dorpelingen zijn druk om ieder in zijn behoefte te voorzien, maar de sfeer maakt een hoop goed. De zanger vermaakt zich ook rpima met de aandacht van de dchters van het dorp, schudt zijn lange zwarte haar en oefent (speciaal voor 'the ladies' ) alle toonhoogten die hij maar kan bedenken.

 

“Ik weet hoe we er kunnen komen’ zegt Tirza tegen Joris als ze hem tegenkomt. “hoe dan’ vraagt Joris. “ Nou, zegt Tirz, we knopen een dik touw aan de takken van de brug en we gaan gewoon abseilen! Nu is het niet Jris, maar m Tirz met een ondeugende twintleing in haar ogen. “Oke, zegt Jris, wie hebben er allemaal dik touw. Hier hebben ze tom voor nodig, tom is van het regelen. Met zijn tweeen lpen ze richting de taeerdne om tom te zoeken. “ ik kan niet, ik moet helpen. Het is echt heel druk. ‘ verzcuht hij. Ze besluiten het om het laer en anders morgen opnieuw te rpiberen. Voorlopig ligt de dam er tch nog wel.

Ik blijf wel even om e te helpen biedt  Jris aan. Hiij ziet hoeveel moeite het tom kost om het zoveelste vat naar binnen te rollen Tom i blij met hulp en het i nog gezelliger ook.

De muziek is geweldig, maar na een possje springen en dansen loopt Tirz even richting de waterval om bij te komen van de drukte. Ze vind het heerlijk om bij het water te zijn. “ Ben je ook maar even gevlucht? Vraagt een stem. Verbaasd draait ze zich om en ziet een jongen staan. Ze heeft veel nieuwe gezichten gezien, maar ze herkent hem niet.  “ws jiij ook op het feest? Vraagt tirz. “Ja, egt de jongen. Ik ben hier met enkele anderen, maar ik ben toch maar even weggegaan. “Waarom, von je het te druk of de muziek niks aan? Vraagt Tirz peilend en binnen moet ze n beetje lachen.  De zanger is way over the top vandaag en vooral de mannen schijnen zich er erg aan te ergeren. “Nee, zegt de jongen. Ik ben n beetje anders en niet iedereen kan daar mee overweg. “Anders’ vraagt tirz. Ze bekijkt hem en ze ziet niks. Ze ziet alleen dat hij best knap is en aardig, De joongen heeft in de gaten dat ze oprecht geinteresseerd probeert te ontdekken wat er dan anders aan hem is. Vol vertrouwen tilt hiij zijn shirt op en zegt” Kijk.” Tirz ziet niks. D ejongen baalt, nu moet hij het haar nog gaan uitleggen ook. “Demeeste jongens kriijgen in de pubertijd n beetje borsten, maar bij mij zijn ze nooit weggegaan.”  “ben je dan een vrouw?”v ‘nee, zegt de jongen, vanaf de taille ben ik een man, maar hij weet zeker dat hij dat niet laat zien. “Sjee, dat is bijzonder. Dat heb ik nooit geweten dat dat bestond “ Nou, zegt de jongen ‘ik ben niet de enige,  er zijn er wel meer.” Liefde voor de natuur had ze al, maar de bewondering  groeit met de dag. Tirz is te erg in gedachten om nog een vollwaardig gesprekspartner te ijn.

“Ik ga even bij de anderen kijken zegt de jongen. Ja, ik zal me ook eens bij mijn vrenden voegen , zegt Tirz en ze nemen afscheid.

Nog voordat ze bij het kamppvuur is komt ze Nescio en een paar andere jongens tegen. Ze zijn vol bravoure van het feest en druk aan het praten. Tirz is niet zon pratert, maar om dit mooie verhaal toch met anderen te delen. Zegt ze: volgens miij heb ik een hermafrodet ontmoet. Sommige jongns stoppen ineens met praten en kijken haar lachwekkend aan. Om nog populairder te worden dan hij al is, krijst nescio; Whahaha, ’n hermafrodiet ontmoet!!!! En de andere jongens beginnen allemaal te lachen. Tirz is laaiend, maar het lukt haar niet om ze te laten stoppen en alsof het niet erger kon, loopt net de jongen vorbij, hoort het gerkijs van Nescio en iedereeen keihard lachen . net alsof hij niks heeft gehoord loopt hij door, maar kijkt hij haar aan met teleurstelling in zijn ogen. Hij vertrouwde haar, Tirz kan wel door de grond zakken.

 

Het feest interesseeer t tirza niet meer. Haar sfeer is bedrukt, ze schaamt zich te diepom nog onbevangen  te kunen genieten. Ze is bang dat zeiets onherstelbaar beschadigd heeft. Nescio en de aderen wil ze voorlopig nie meer zien. Ze is teleurgesteld door hun kortzichtigheid en alleen om indruk te maken op de anderen, heeft Nescio de jongen en haar vor paal gezet. Walgelijk, ze weet dat het eigenlijjk maar een facet is van het geheel. De jongens zijn over het algemeen oke, maar voor nu is ze boos.

Ze loopt een rondj opp het feest om te zien of ze de jongen tegenkomt om het uit kan leggen, maar ze ziet hem niet meer

Tirz heeft behoefte aan afleiding en wandelt naar de taveerne. Ze heeft Tom en Joris al een poosje niet gezien. In de taveerne en daarbuite trouwens nog veel meer , is het erg druk. Helemaal achterin aan een tfeltje zitteen tom en jori onderuitgezakt. Op het tafeltje staan twee glazen citroen limonade. Tirz loopt naar ze toe en gaat bij hen zitten. ‘Ik dact dat wij het alleen zwaar hadden, maar jij ziet er ook niet uit. Wat is er?” vraagt Joris. Tirz vertelt wat ze heeft meegemaakt, hoe boos ze op nescio is en de jongen heeft proberen te vinden.  Vanachter de bar houdt toms vader alles in degaten en er ontgaat hem niks. “die idioten vebergen al eeuwen achter de waterval en laat ze daar maar mooi bljven. Dat gekke gedoe moet ik hier niet hebben. Hier! Zegt hij en poft een extra glas drinken zo hard op de tafel dat hij van schrik door de poten zakt en het glas spontaan wil gaan zingen.

Vanwege zijn harde woorden en nog hardere karakter  is tom’s  vader niet de makkelijskte man in het dorp, en zo’n beetje iedereen blijft bij hem uit de buurt als hij boos of dronken is, daarnaast i hij ook nog een beresterk, maar op een of andere manier mag Tirz hem. Hij is spartaans, zo heeft hij tom op dezelfde manier zwemmen geleerd als zijn vader bij hem deed. Gewoon een touw om de buik knopen en in het water gooien. Tom heeft daar nu nog last van een trauma, maar nu wel de beste zwemmer van het dorp. Nee, subtiel is toms vader niet, maar hij is oprecht en dat waardeert Tirz. En het mooiste van alles….door hem weet ze nu waar ze de jongen kan vinden. Tirz’ feeststemming is terug!

Ze springt op om alle spanning weg te dansen. “Gaan julie ook mee? Vraagt ze. Joris drintk zijn glas in een teug leeg. Jris is best iel en g=heeft last van zwakke enkels, maar vor zolang het gaat, doet hij gewoon mee. Tom is niet opgestaan, maar bllijft aan ht tafeltje zitten. Wel n beetje vreemd, want als er een iemand is de van dansen houdt, is het Tm wel. “Heb je geen zin?’ vraagt tirz, maar tom zet niks en kijkt voorzichtig naar zijn vader. “donder maar op’ glicmalcht zijn vader en nog voordat je ‘avenamaent” kunt zeggen, staat hij al bij de muziek.